1829 (2)

Anoniem (1829). “Mietje en haar broertje, en andere vertellingen en gedichtjes voor lieve kindertjes” (pagina 38 t/m 40). Hendrik Frijlink (Amsterdam) 5 april 2015


“Toen zij nu daar zoo genoegelijk bij elkander zaten, hoorde men op eens, buiten het vertrek, eene stem roepen: “Zijn er ook stoute kinderen?” De kinderen, die anders niet bang waren, keken met eenige verwondering naar de deur. De deur ging open, en er trad eene zonderlinge gestalte binnen. Zij had eene pruik en steek op, en eene grove buis aan, met een paar groote zakken, waaruit een paar garden, een paar poppen, en andere kleinigheden staken. Een ketting was om haar middel vastgebonden en sleepte haar achterna.

De kinderen bleven, zonder een woord te spreken, dit zonderlinge figuur met verbazing aankijken. Een hunner, de kleine Karel namelijk, begon al hardop te huilen. De andere kinderen echter waren zoo bang niet, maar bleven stil zitten, en afwachten, wat er van worden zoude. Nu trad de gewaande Sint Nikolaas een paar stappen naderbij en riep nog eens, met eene nagemaakte grove stem: “Zijn er ook stoute kinderen?”

Nu begonnen de kinderen te proesten van lagchen, en riepen allen te gelijk: “Het is Mietje! het is Mietje!”

1829 Mietje en haar broertje


De volgende kenmerken komen terug in het boek:
Bang maken (van kinderen)
De roe/gard
Geschenken geven
Kettingen/ketenen


Literatuurlijst (V)