Goeverneur, Johan Jacob Antonie en Berghuis, S (1866). “Laatste Sint Nicolaas: Nieuwe prettige versjes, vertelseltjes en liedjes…” (39-40/52-53). J.B. Wolters (Groningen) 18 maart 2015
“De zwarte man
Grootmoeke wil graag rustig lezen;
De kindren krieuwen en zijn stout;
Maar Vader dreigt: ,,stil moet je wezen!
Ik zeg je, dat je vrede houdt!”
En Moeke zegt: ,, Je maakt zoo’n leven,
Dat heel de buurt het hooren kan;
Ik zal je helpen, wacht maar even,
Zoo aanstonds komt de Zwarte Man.”
En hu! Daar is hij, als een neger
Zoo zwart, van top tot teen vermomd:
Hij had veel van een schoorsteenveger;
De kindren staan van schrik verstomd.
Ze durven bijna niet meer kikken,
Geen een, die zich nu meer verroert,
Ze zien hem aan met bange blikken:
Kijk, hoe de jongen naar hen loert!
En toen die ging, zei Moeder: ,,Kleinen,
Wat ge nu zaagt, onthoudt dat goed!
De Zwarte Man zal steeds verschijnen,
Zoo vaak gij stoute dingen doet.
”En niet alleen komt hij bij kindren,
Wanneer hij die ondeugend ziet;
Maar ook bij groote menschen hindren
Hem deur en slot en grendels niet.
,,Wie groot is, wordt door hem gebeten,
U dreigt hij maar eens nu en dan;
De grooten noemen hem Geweten,
Gij noemt hem maar – den Zwarten Man.””
“Morgen, dan komt Sint Niclaas,
Maar…. niet te nieuwschierig!
Jongen, denk toch om je schoe!
Zeg eens, hoe leek jou dat toe,
Kreeg je morgen ‘reis een roê?
Wat dat wel pleizierig?”
De volgende kenmerken komen terug in het boek:
– Bang maken (van kinderen)
– De roe/gard
– Geschenken geven
– Schoen zetten
– Schoorsteen (Schoorsteenveger)
– Zwart Schmink