Böeseken-Peltenburg, J.J. (1833). Het Sint Nikolaas-Feest uit “Geschenk voor lieve kinderen” (pagina 5 t/m 16). Schalekamp en Van de Grampel (Amsterdam) 21 maart 2015
“Gij ziet dus, mijne lieven! dat Betje een regt aardig kindje was; en zulke kindertjes hebben doorgaans van Sint Nikolaas een presentje te wachten.”
“De andere kindertjes weten niet beter, of daar bestaan nog een Sint Nikolaas, en men maakt hen doorgaans bevreesd met den een of anderen wonderlijk aangekleeden of opgeschikten man.”
“Sint Nikolaas, der kind’ren vrind,
Die alle zoete kinders mint,
Schenkt aan de lieve, gulle jeugd
Deez’ avond weer, vol pret en vreugd,
En wenscht, dat hij nog langen tijd,
Elk jaar, ’t gehoorzaam kind verblijd.”
“Onze Betje was opgetogen van vreugde en verwondering. In den winkel en de beneden-kamers der woning was veel fraais en lekkers: volle tafels met Sint Nikolaas-goed, groote mannen en vrouwen, met goud afgezet, marsepeinen harten en borstplaten, met allerlei fraaije zaken er op, ja wat niet al meer!”
“Des anderen daags was Betje heel stil opgestaan, ging naar de meid, en verzocht, of die haar wat wilde aankleeden, dan zou zij eens zien, of hier of daar oook nog het eene of andere van de Sint Nikolaas voor haar te vinden was. Maar, nu hadt gij eens om een hoekje moeten staan, toen Betje de kamerdeur open deed. Op de tafel stond eene doos met speelgoed; ook lag er nog een heele boel lekkers bij, haar naam in boterletters, twee grote borstplaten enz., alsmede een merino schortje.”
De volgende kenmerken komen terug in het boek:
– Bang maken (van kinderen)
– Geschenken geven
– Goedhuwelijksman
– Maskerade
– Snoepgoed