Anoniem (1823). “De familie Grasveld” (pagina 136 t/m 142). J.P. Wijsmuller & Zoon (Amsterdam) 25 april 2015
“Het St. Nicolaasfeest.”
“De brave schoolmeester had zijne scholieren vermaand, om nu des te vlijtiger en gehoorzamer te zijn, daar de tijd naderde dat de ouders hunne kinderen met geschenken verheugen.”
“Op eens werd er tegen het vensterluik geklopt, en men hoorde buiten eene stem, die riep:
Doe maar open, wacht niet lang:
Zoete kindren zijn niet bang;
Stoute kindren moeten schromen,
Dat ze, in plaats van lekkernij
Speelgoed, fraais of snoeperij,
In hun schoen een gard bekomen.”
“Met een’ zwaren stap ging hij nu langzaam in de kamer, bleef voor de kinderen staan met ene lage baard, grooten neus en eene gard in de hand. Er ontstond een angstige stilte, en de meisjes zagen toch een weinig schroomvallig tegen den lelijken man op. Na eenige minuten schudde hij zijn’ zak en zeide:
Zoete kindren! geeft wel acht
Wat ik u heb meêgebracht.
Daarop keerde hij zich schielijk om, ledigde zijn’ zak, en ziedaar, er rolden appelen en noten onder de tafel, en eene menigte amandelen en rozijnen lagen op den vloer.”
“Met het aanbreken van den dag stonden zij op, en begaven zich bij hunne ouders, die zij hartelijk kusten en goeden morgen wenschten, terwijl zij naar de deur gluurden der kamer, in welke de geschenken op de tafel lagen.”
Het betreft een vertaling van het Duitse boek: “Kleine Geschichten für die Kinderstübe” (Wilmzens). Het is grotendeels vertaald maar wel naar Nederlandse zeden, denk- en handelswijze zodat het bekend is voor de Nederlanders).
De volgende kenmerken komen terug in het boek:
– Bang maken (van kinderen)
– De roe/gard
– Geschenken geven
– Schoen zetten
– Snoepgoed
– Strooien
– Zak/korf/mand