1736

Jean Frédéric Bernard, Bernard Picard, Abraham Moubach (1736).  “Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-       plichten, kerk-zeden en gewoontes van alle volkeren der                           waereldt” (vijfde deel) (pagina 326).  Hermanus Uytwerf (Amsterdam) 11 maart 2015


“’t Is ook een gebruik in Duitschland, dat men zyne kinderen en goede vrienden op Kersdag een gastmaal geeft, en eenige geschenken doet; voornamelyk aan de kinderen, die men dan ook zeer belagchelyke denkbeelden inboezemt, met tot hen te zeggen (b) dat J.C. op Kersnacht met allerlei poppegoed uit den Hemel nederdaalt. Een ruim zo zotte daat is het, dat men een jong kind in de luuren gaat bakeren, en in een wieg sussen, om de kindsheit van Onzen Zaligmaker daar door te verbeelden. Nog een ander gebruik niet minder buitensporig is ‘er, namelyk dat men zich daags voor Kermis gaat vermommen en verkleden op allerleye wyzen, die zo belagchelyk als onbetamelyk, en zelfs dikwils gevaarlyk zyn.Wy moesten niet vergeten het zingen van Kers-Liederen langs de straten door zekere gewaande devotafissen, die den naam van debelaaren beter zouden verdienen. Menigmaal zingen zy die Liederen op, onder het doen van belagchelyke sprongen, en het maken van buitensporige gebaarden. In Holland ziet men het gemeene volk eenigen tyd voor Kersmis byna eene volkomene mascarade aanrechten. De zangers verkiezen drie der welgemaakste van hunne bende, om de drie Koningen op een rei gaande te verbeelden. De middelste stapt statelyk voort met een groote sterre van wit papier, die aan het opperste einde van een lange stok is vastgemaakt: binnen de sterre branden een of twee kaarsen. Die dezelve draagt, doet ze omdraajen terwyl hy zingt. De drie Koningen hebben witte hembden aan, en zy zyn als gekroond met een soort van een windsel om het hoofd, dat met klatergoud versiert is. Een van de drie heeft een zwart momaangezicht voor, of zyn aangezicht is maar bestreken met zeker zwart smeersel, ook ziet men zomwyl zy alle drie zwart gemaakt zyn; Dat spel begint doorgaans half November, en eindigt met Driekoningen.”

“(b) Met diergelyke zottigheden vermaken de Hollanders hunne kinderen op St. Nicolaas avond.”


In het boek wordt verteld over het vermommen en verkleden daags voor kerstmis. Er wordt ook verwezen naar Nederland alwaar de bevolking zich een bepaalde tijd voor kerstmis voorziet van een volledige maskerade. Er wordt verteld over de drie Koningen waarvan 1 der koningen, soms alle drie, voorzien is van een zwart masker (momaangezicht) of zwart geschminkt gezicht. Een gebruik dat duurt van half november tot aan drie Koningen (6 januari).

Bedoeld men hier dat de drie Koningen gedurende deze gehele periode worden afgebeeld door figuranten of dat er ten tijde van Sint Nicolaas mensen zich vermommen met een zwart masker, al dan niet zwart geschminkt. In het boek wordt namelijk op dezelfde pagina verwezen naar de St. Nicolaas avond in Nederland voor het geven van presentjes aan de kinderen, zo men in andere landen met kerst doet.


De volgende kenmerken komen terug in het boek:
Geschenken geven
Maskerade
Zwart schmink


Literatuurlijst (V)