Anoniem (1829). “De Nederlandsche Kindervrind” (pagina 74 t/m 77). Gebroeders Arum (Amsterdam) 22 maart 2015
“Sint-Nikolaas
Krisje
Papalief! Onze Fij Vertelde gist’ren mij Van overoude tijden, En van een’ Zwarten man, Die in den avond dan Den schoorsteen uit kwam rijden. Hij heette Sinterklaas, En kwam met groot geraas Van Kettingen beneden, Om al wie kwaad gedaan, Of stoutheid had begaan, Tot straf er aan te meden.
Al verder bragt hij mee Als kinders niet gedwee En leerzaam zich gedroegen, Een lange, scherpe gart, Waarmee dan de ouders hard En allerbitterst sloegen.
Maar als een kind zich goed
Gedragen had en zoet
En naarstig was in ’t leeren,
Dan bragt hij het een’ zak
Vol lekkers en gebak
En appelen en peren.”
De volgende kenmerken zijn terug te vinden in het boek:
– Bang maken (van kinderen)
– De roe/gard
– Geschenken geven
– Kettingen/ketenen
– Lawaai maken/wild geraas
– Schoorsteen
– Snoepgoed
– Zak/korf/mand
– Zwart schmink