1869 (1)

Anoniem (1869). “Het Nederlandsch Magazijn” (pagina 361-362). D. Noothoven van Goor (Leiden) 3 maart 2016


1869

“Een feest voor ouden en jongen, en waarin de volwassenen zulk een pret hebben, dat zij de jongen er al vroeg mee bezig houden, om zelf er met fatsoen zooveel werk van te kunnen maken, als zij maar willen. Toen we jong waren, droomden we van dien Sinterklaasdag. Des avonds luisterden we met kloppende harten naar al de geluiden, die we in ons bed hoorden. De gang des morgens naar de huishoudkamer, de processie door ’t huis, het gluren door al de sleutelgaten, het behoedzaam openen der deur van ’t zijkamertje: – ’t waren treffende oogenblikken, om nooit te vergeten. Daar vonden we dan op een tafel, de verrassingen, die Sinterklaas, goed heilig man, voor ons gebragt had. Wij waren dien dag gelukkig, en die stemming werd nog verhoogd wanneer de trommel van grootmoeder aankwam, en we ook daaruit ieder een geschenk ontvingen. Nu we groot geworden zijn, spelen we zelf voor Sinterklaas en laten ons tevens, met bijzondere gratie, de rol van bedeelden welgevallen. Maar onze rol van Sinterklaas is niet onverdeeld goedhartig, en onze geschenken zijn niet alleen een uitvloeisel van ons goed hart, maar dikwijls ook van ons speelsch of ondeugend vernuft. Onzen getrouwen vriend zonder kinderen zenden we een zuigeling van bonbon; den eenzuchtigen poëet, die al vijf gedichten aan een lid der koninklijke familie heeft opgedragen, een lintje van de eikenkroon een pedant, waanwijs jongeheer krijgt een kwast in een doosje; een cokette oude jongejufvrouw, die nog altijd in hoop leeft…. ontvangt een declaratie in optima forma; en zoo gaat het tot in het oneindige.

We peinzen en suffen, in welke curieuse vormen en omkleedsels wij onze surprises zullen rondzenden. Niets is ons daartoe te vreemd en te dwaas. Wij kiezen een roggebrood, om er een ring in te bakken; onder kool, peen en aardappelen begraven we een keurig doosje met fijne bonbons; in een keulsch potje met boter is soms een prachtige ketting bedolven.

Wanneer we nu die surprises ontvangen en ontdekt hebben en ons vermeid in de lieve attentie en fraaie keuze, verdiepen we ons in een zee van gissingen, wie ons die geschonken kan hebben. We rusten niet, voor het ons helder is, wie de gever kan zijn. Dan gaan we aan ’t polsen en tasten, en zoo gebeurt het, dat nog tien dagen daarna op allerlei diplomatieke wijze geintrigeerd wordt.

Behalve het rijden van Sinterklaas in den bewusten nacht, gebeurde het ook somwijlen, dat hij ons des avonds in den huiselijken kring bezocht. Dat was een gebeurtenis die ons gemoed sterk aangreep. Wie onzer gevoelde zijn geweten geheel zuiver? Wie besefte niet, dat Sinterklaas er ligt een vlekje in kon vinden? En de angst om dien avond, in t bijzijn van allen, herinnerd te worden aan die tekortkomingen en feilen, deed ons beven. Daar werd geklopt. Hadden we toen begrepen, dat de zoon van den schoenmaker om den hoek vrijwillig ’t emplooi van Sinterklaas vervulde; dat zijn baard van watten en zijn mijter van bordpapier was; hadden we kunnen vermoeden dat de angstverwekkende knecht met zijn bokkenfacie en zijn afzigtelijke horens de zoon van vaders oppasser was, – dan zoude ons kinderlijk gemoed niet tot in zijn diepste roerselen geschokt zijn geweest. Nu namen we het alles voor wezenlijk op, en bragten een avond door, met allerlei aandoeningen doormengd. 

Die dagen zijn lang voorbij. Toen we twaalf jaar werden, en de grote Sinterklaas voor ons in ’t niet verdween, verloren we een ontzaggelijke illusie; we hadden spijt dat die groote figuur voor ons werd uitgewischt. Zoo ging het later heel dikwijls. Niettemin is het Sinterklaasfeest altijd zeer welkom, vooral omdat het een feest voor grooten en kleinen is, en vele volwassenen, die een oog en hart hebben voor die alleraardigste kleine wereld, dubbel genieten bij het gadeslaan der gelukkige kinderen. Al moge men ook beproefd hebben om het Sinterklaasfeest door den kerstboom te verdringen; ’t zal niet gelukken, want ons land verzaakt zijn echt nationale feesten niet zoo ligt en heeft Sinterklaas veel te lief.”


De volgende kenmerken komen terug in het boek:
Bang maken (van kinderen)
De roe/gard
Duivels, geesten en spoken
Geschenken geven
Ketting/ketenen
Maskerade
Zak/kort/mand


Literartuurlijst (V)