1814 (1)

Schonck, Everard Jan Benjamin (1814). “St. Nikolaas-geschenk aan de jeugd” (pagina 50 t/m 52 88 t/m 90). W. Brave (Amsterdam) 21 maart 2015


“St. Nikolaas en het stoute Mietje.

Zeg eens, lieve Sint-Niklaas!
Milde geever, zoete baas!
‘k Heb mijn schoentje nu twee keeren
Dik met haver gevuld,
En gewacht met ongeduld,
Dat ge mij ook zoudt vereeren
Met uw’ suiker en banket:
Zeg eens, wat er aan mag scheelen
Dat ge mij niets meê kwaamt deelen?
Ei, wat heeft u toch belet?
Heb ik mij zoo slecht gedraagen?
Ben ik niet een aardig kind,
Door de gansche stad bemind?
Waar in kon ik u mishaagen?

St. Nikolaas

Vraagt ge dat nog, stoute prij!
Die u ophoudt met bedriegen,
Krabben, bijten, slaan en liegen,
Wacht ge nog banket van mij?
Zie ‘k u niet, schoon jong van dagen,
’t Merk der luihaat op ’t gelaat,
Twist en zwarten afgunst draagen,
Morzigheid op uw gewaad?
Zou ‘k mijn’ koek aan u verspillen?
Neen, ô ongehoorzaam kind!
‘k Ben wel, ja, een kindervrind,
Maar, ik heb, voor stoute billen,
Ook een’ berken geeselroê;
Die ’s voor u, zij komt u toe.
Maar zoo gij uw wangebreken
Aflegt, koom ik, tot een teken
Dat ik zoete kinders min,
Als ’t weêr Sint Niklaas zal wezen,
En gij dan ook wordt gepreezen,
Met veel lekkers bij u in.”

“Sint Nikolaas.

‘k Heb in de almanak geleezen,
Dat het haast de tijd moet wezen,
Waarop Sint Niklaas de jeugd,
Met zijn’ blijde komst, verheugd:

‘k Hoop, dat ik ook ’t welbehagen,
Van dien heilig weg zal draagen;
En hij mij ook een goed getal
Sint-Niklaasjes brengen zal.

‘k Wil althans met beste haven,
En met wel gedroogden klaver,
Voor zijn rijdpaard, hem voorzien;
‘k Zal hem all’ mijne achting biên.

Vroeg naar bed gaan, en nadezen,
Naarstig en gehoorzaam weezen;
Sint Niklaas! vergeet mij vrij,
Met uw’ zoete lekkernij,

Zoo ‘k, in het minst, u gaa bedriegen,
Of u leugens voor wil liegen.
Dus sprak Jas, maar hoe de fielt,
Zijn’ belofte en eeden hield,

Bleek, na weinige oogenblikken,
Toen men hem, met slaan en prikken,
Zijne zuster sarren zag,
Die, met traanen, haar beklag

Aan haar’ moeder deed, en Jasje
Raakte in vaders schoenen kasje;
Maar de heilige hield zijn woord,
En reed van den ondeugd voort,

Zonder eens aan hem de denken,
En iets, uit zijn’ mand, te schenken,
Of te steeken in zijn’ schoê,
Dan een’ frische berken roê,

Met een versjes, dat nadezen
Ook elk kind van nut kan wezen:
,,Sint Niklaas houdt goede wacht,
,,Wie zijn’ kinderpligt betracht,
,,Of verwaarloost: stoute blaagen
,,Kunnen nimmer hem behaagen;
,,Dezen bengt hij, in den schoê,
,,Niets dan slechts een’ berken roê”


De volgende kenmerken komen terug in het boek:
Bang maken (van kinderen)
De roe/gard
Geschenken geven
Paard
Schoen zetten
Snoepgoed
Zak/korf/mand


Literatuurlijst (V)